Tekstversie

U bevindt zich hier:

Geloofsopbouw

Streuper&Streuper

Prikkels

Discussie

Zoeken naar:

Algemeen:

Startpagina

Van een Amsterdammer die zichzelf de hemel in liegt.



Hij loopt wat doelloos rond in Amsterdam. Eigenlijk kun je het geen lopen noemen. Het is meer slenteren wat hij doet. Wanneer hij een pleintje passeert ziet hij een aantal kinderen. Ze zijn zo verdiept in hun spel, dat ze niet merken dat een voorbijganger blijft stilstaan en naar hen kijkt. Onverstoorbaar gaan ze door met knikkeren. Ze gaan zo op in hun spel, dat ze alles om zich heen vergeten. Geboeid blijft hij kijken naar het tafereeltje voor hem. Hoe lang is het wel niet geleden dat hij zich zo onbekommerd kon overgeven aan het spel. Mijmerend staat hij daar. Net als de kinderen, vergeet hij ook alles om zich heen. Hij geeft zich over aan zijn dromen. Dan, plotseling, kijkt het meisje met de blonde krullen op. Kennelijk heeft ze tenslotte toch zijn ogen in haar rug voelen prikken. Haar ogen zoeken de zijne, alsof ze er iets bijzonders in ontdekt. Ze kijkt in de heldere ogen van de man. Die ogen glinsteren mooier dan de knikkers die over de straat stuiteren. Zij gaat staan. Hij hoort haar zeggen: ‘Ik denk, dat u ook van de Here Jezus houdt!’ Het is alsof die stem van heel ver weg tot hem komt. De woorden dringen maar vaag tot hem door. Het is alsof hij plotseling terug is van weggeweest. Hij hoort zichzelf, als in een droom, mompelen: ‘Ja, mijn kind, dat klopt.’ Dan draait hij zich langzaam om en loopt weer verder. Nagestaard door twee kinderogen.

De man gaat weer verder. Zijn gedachten zijn bij het blonde krullebolletje tegen wie hij zei, dat hij wel van Jezus hield. Waarom had hij dat gezegd? Wilde hij het kind niet teleurstellen? Na zijn antwoord waren haar ogen nog meer gaan stralen. Heel triomfantelijk. Alsof ze zeiden: ‘Zie je wel! Dacht ik het niet!’ Hij voelde hoe het schaamrood nu zijn gezicht begon te kleuren. Maar gauw doorlopen. Niet omkijken. Het is geen prettig idee om in een paar onschuldige ogen te kijken, waarin zich een zuivere ziel weerspiegelt. Het contrast met zijn eigen ziel is daarvoor te groot. Net zo groot als het risico dat hij dan zijn ogen neer moet slaan. Hij van Jezus houden? Hoe durft hij! Zeggen dat hij hem kent, is ronduit gelogen! Maar nu had hij toch iets van Jezus gezien in de ogen van die kleine meid. Zeker weten! . En nu loopt hij bij haar vandaan alsof hij op de vlucht is, en vraagt zich steeds opnieuw af: ‘Wie is Jezus?, Wie is toch die Jezus?

Voordat hij er erg in heeft, schuifelt hij tussen de mensen door op het Waterlooplein en snuffelt tussen de boeken op een marktkraam. Misschien ligt er een Bijbel tussen. Staat die niet vol met verhalen over Jezus? Wanneer hij iets over Hem aan de weet wil komen, zal hij er één moeten kopen. Dat gebeurt dus, en wanneer hij thuis komt gaat hij meteen zitten om te lezen. Maar dat lukt niet zo best. Het schrift is te klein. Dus, nog maar een keer naar het Waterlooplein. Nu om een bril te kopen. En toen maar lezen en nog eens lezen. Een paar jaar later vertelt hij mij wat dat boek in zijn leven heeft gedaan.

‘Meneer, als je de Bijbel leest, dan doet dat pijn. Je komt er iedere keer jezelf weer in tegen. Je leest over Adam en Eva, die toen ze gezondigd hadden zich voor God verstopten. Maar dat ben jezelf meneer. En het doet pijn, wanneer je dat ontdekt. En wanneer je leest dat Kaïn zijn broer Abel dood slaat, dan kom je jezelf wéér tegen, want je bent zelf Kaïn en dat doet pijn meneer. En of je nu leest over Judas, die Jezus voor dertig zilverlingen verkocht aan zijn tegenstanders, of over Petrus die Hem verloochende, of over de Farizeeërs die Jezus haatten, het maakt allemaal niets uit, meneer, je komt iedere keer weer jezelf tegen.
Maar ik kwam in de Bijbel gelukkig ook nog een Ander dan mezelf tegen, meneer. Iemand die anders is dan alle anderen. Die, omdat Hij mij lief had, en niet wilde dat ik naar de hel zou gaan, voor mij naar het kruis ging om mijn schuld te betalen. En Hij heeft al mijn pijn weggenomen en van mij een kind van God gemaakt. En nu lieg ik niet meer als ik zeg dat ik van Jezus houd.’