Tekstversie

U bevindt zich hier:

Geloofsopbouw

Streuper&Streuper

Prikkels

Discussie

Zoeken naar:

Algemeen:

Startpagina

OPVAREN

Twee prachtige zwanen gleden statig over het water van de Oude IJssel. Toen ik ze tot op tien meter genaderd was, ging ik met klapperende zeilen overstag om ze op te jagen. Het opvliegen van zwanen vanuit het water is een machtig gezicht. Om hun lichamen uit het water op te heffen klappen ze hun grote vleugels uit en maken daarmee de eerste krachtige vliegbewegingen. Zodra hun poten vrij zijn van het water, spreiden ze hun zwemvliezen uit en gebruiken die als enorme platte roeiriemen om zich krachtig van het water af op een lopen te zetten, teneinde hun startsnelheid op te voeren om het veilige luchtruim te kiezen. Op de niet al te brede Oude IJssel en vanuit het lage standpunt van een zeiler bezien, lijkt het wel alsof de totale spanwijdte van beide zwanen dan van oever tot oever reikt. Voor mij betekent dat een sensationele belevenis. Daarbij vergeleken is Schiphol kinderspel.
In tegenstelling tot zwanen hebben arenden veel minder moeite om op te stijgen. In de omgeving van het Ontariomeer bij Hamilton zag ik boven een rotsplateau een hele groep arenden met het grootste gemak opvaren. Ze 'staken' alleen maar hun vleugels uit en vervolgens 'vielen' ze, door de thermiek gedragen, naar boven alsof er geen zwaartekracht bestaat. Fantastisch!

Natuurlijk denk je dan onmiddellijk aan het laatste woord uit Jesaja
40: 'Maar wie de Here verwachten, putten nieuwe kracht; zij varen op als arenden; zij lopen en worden niet moede, zij wandelen en worden niet mat.' Om eerlijk te zijn: ik lijk meer op een zwaan dan op een arend. Wat kost het me soms veel moeite om 'los' te komen. Maar wanneer je eindelijk 'vliegt' – en dat gebeurt toch ook – begrijp je meteen wat Paulus bedoelt wanneer hij schrijft over 'de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God'.
De discipelen hebben hun Heer en Meester moeiteloos zien opvaren naar Boven, en even later zien wij hen – eveneens moeiteloos – in het openbaar getuigenis afleggen van hun geloof. En dat terwijl ze nog geen twee maanden geleden uit vrees voor hun omgeving waren ondergedoken in een bovenzaal, waarvan ze de deuren angstvallig gesloten hadden gehouden. Wat is er toch met hen gebeurd? Wat is de oorzaak van deze verandering, van deze totale omkeer? Hoe komt het dat ze hier nu opeens boven zichzelf uitstijgen; dat ze zich
onbevreesd gedragen en onomwonden van Christus getuigen en hun getuigenis zulke verstrekkende resultaten heeft?
Een paar simpele antwoorden: Omdat zij de Heilige Geest hadden ontvangen en zich door Hem lieten gebruiken. Omdat de Geest die eerst werkzaam was geweest in Christus, nu het werk van Christus voortzet in allen die Hem hebben aangenomen. De Heilige Geest kreeg van hen allen de ruimte die Hij nodig had en zij piekerden er niet over Hem iets in de weg te leggen dat zijn werk zou kunnen belemmeren. Het was voor de volle honderd procent te danken aan het werk van de Heilige Geest, maar het werk was evengoed voor de volle honderd procent afhankelijk van de inzet van de gelovigen, zowel individueel als gemeenschappelijk. Van hun houding valt voor ons veel te leren.

Eenheid in verbondenheid
Het eerste wat we van hen kunnen leren, is dat toen ze allemaal uit het veld waren geslagen na de kruisiging van hun Heer, zij heel goed wisten dat ze elkaar nodig zouden hebben om verder te kunnen. Zij zochten elkaars gezelschap, en toen de Heer hen verraste met zijn verschijning, hebben ze bij wijze van spreken hemel en aarde bewogen, en zich geen rust gegund totdat Thomas ook weer van de partij was. Niet één van allen die van Christus zijn mag ontbreken! Partijzucht, sektarisch denken, groepsvorming gepaard gaande met buitensluiting van anderen (hoe dan ook gepraktiseerd) werpt een blokkade op voor de werking van de Heilige Geest.
Eenheid in gehoorzaamheid
God geeft de Heilige Geest aan hen die gehoorzaam zijn (Hd5:32). Leven bij het Woord van God is een eerste voorwaarde voor de werking van de Geest. Aan het einde van het Lukasevangelie, voordat Christus opvoer, heeft Hij de ogen van zijn discipelen geopend om de Schriften te kunnen begrijpen. Daarin hebben zij, al biddend, aanwijzingen gevonden hoe ze nu verder moesten handelen. Ook heeft Hij hen persoonlijk opgedragen in de stad te blijven, totdat ze bekleed zouden worden met kracht van boven. Ze hebben zich zonder meer aan deze opdracht gehouden. Op de Pinksterdag was hun gezelschap uitgegroeid tot zo'n honderdtwintig personen. Ongehoorzaamheid aan het Woord en aan de Heer van het Woord kan onmogelijk samengaan met de werking van de Heilige Geest in het leven van (een) gelovige(n). Eigengekozen wegen en plaatsen zijn obstakels die de Heilige Geest verhinderen zijn werk in ons ten uitvoer te brengen.

Afhankelijkheid en geduld
Bidden is op zichzelf al een uiting van het feit dat de discipelen zich totaal afhankelijk van God wisten. Niet zij bepaalden de weg die ze moesten gaan of de omstandigheden die ze moesten ondergaan, maar zij zagen de gebeurtenissen die hen overkwamen als het logische gevolg van wat Gods hand en raad tevoren bepaald had, dat geschieden zou (Hd4:28).
Wie zich dagelijks aan Gods leiding toevertrouwt, mag ook geloven dat de gebeurtenissen van elke dag het consequente gevolg zijn van het geleid worden door de Heilige Geest naar Gods bepaalde raad en voorkennis.

Geen heren, maar arbeiders vervult God met zijn Geest
De taak van een christen kan heel kort worden omschreven: gered om te dienen. Het eerste gebod is dat we God moeten liefhebben en Hem dienen en het tweede, daaraan gelijk, dat we er zijn voor onze naaste. Gelovig of ongelovig maakt niet uit, ook al moet onze zorg in eerste instantie uitgaan tot de huisgenoten van het geloof. De gemeente is immers in deze wereld om aan allen die niet tot deze gemeente behoren te tonen wie God is. De discipelen hadden dat heel goed door. Daarom hieven ze ook geen klaagzangen aan toen ze gegrepen en gegeseld werden, gevangengenomen en bedreigd. Zij liepen ook niet naar de rechter om hun rechten als medeburgers te laten gelden of hun belagers aan te klagen. Zij aanvaardden dit alles met blijdschap omdat ze wisten dat het hun tegenstanders niet te doen was om henzelf, maar omdat ze gezworen tegenstanders waren van Hem wiens knechten zij waren. Wie zich éénmaakt met een Heer die door de wereld werd verworpen, kan immers ook moeilijk een betere behandeling van de tegenstander verwachten! Zij trokken uit het gedrag van hun tegenstanders niet de conclusie dat dezen verstokte en hatelijke verkrachters van mensenrechten zouden zijn, maar evenals zijzelf, zondaren, en daarom geschikte kandidaten voor de genade van God, die zij graag voor de Heer wilden winnen. Zij stelden zich niet bóven hen. Zij hadden slechts één vurige wens: dat God zijn hand ook tot hen zou uitstrekken tot genezing (Hd4:28)
En is het een wonder dat wij van zülke mensen in Hd4:31 lezen dat zij allen werden vervuld met de Heilige Geest en het woord Gods met vrijmoedigheid spraken? Zoiets kan gewoon niet uitblijven!
Om het met Jesaja te zeggen: zij voeren op als arenden. En dat konden zij omdat zij geen barricaden opwierpen om het werk van de Geest te weerstaan.
Wanneer wij in deze dingen ver achterblijven bij de eerste christenen, is het dan nog wel reëel om op een geestelijke opwekking te hopen?

00001247