Bert Streuper
Zoals u weet, pa, ben ik al heel wat jaartjes op mijn eigen manier in de weer met mijn geloof in God. Ik ben geïnteresseerd in theologie, bezig met gemeenteopbouw, evangelisatie en pastoraat. Ook heb ik heel wat boeken gelezen over deze onderwerpen, maar ook boeken over – zoals sommigen ze noemen – de `diepere waarheden’ in de Schrift. Boeiend! Ik kan er maar geen genoeg van krijgen.
Nu heb ik de afgelopen maanden twee discipelschapscursussen gedaan. De inhoud van de cursussen was heel eenvoudig. Bij het doorbladeren van de mappen ontdekte ik vrijwel onmiddellijk al een taalfout en zo hier en daar een m.i. weinig goed doordachte theologie. Tegelijkertijd bespeurde ik in mijzelf bij het doorbladeren van de cursus een gevoel van arrogantie. Alsof ik het allemaal beter zou doen en beter zou weten en deze cursus niet nodig zou hebben. Dat zat mij dwars – die houding!
Ik heb mijn hoogmoed beleden en mij opgegeven voor beide cursussen. Ik moet nog veel leren, zo bleek uit de cursus. Het lesprogramma in de mappen bevat basisprincipes die iedere gelovige moet weten toe te passen. De kracht van het leerprogramma is voor mij niet dat er echt helemaal nieuwe dingen naar voren kwamen. Ik `wist’ het allemaal al wel. De kracht van de cursus lag in het feit dat ik door middel van de lesstof ‘noodgedwongen’ intensief bezig geweest ben – niet zo zeer in theorie, maar in praktische zin! – met de basisprincipes van het leven van een volgeling van de Here Jezus. Niet dat ik daarvoor nooit bezig ben geweest met deze dingen. Zeker wel, maar niet zo lang en zo intensief en serieus. De principes die we moeten toepassen, hebben te maken met gehoorzaamheid, heiliging, toewijding en afstemmen op de Heilige Geest. Elk facet van mijn leven heb ik de revue moeten laten passeren, stap voor stap. We werden in de cursus opgeroepen om alle mensen (man en paard noemend) te vergeven die ons ooit iets hebben aangedaan. Ook werden we aangespoord om alles wat we hebben (geld, auto, huis, tijd, hobby’s enz.) toe te wijden aan God. Niets mag tussen ons en de Allerhoogste in staan! Elk facet van ons leven en ons `zijn’ werd bewust toegewijd
aan God. Alle (onbeleden) zonden moesten opgeschreven worden, beleden en vervolgens mocht het beschreven papier in ontelbaar veel stukjes verscheurd worden. Ook werd van ons verwacht dat we dagelijks twee hoofdstukken uit de Bijbel lezen en doen wat God ons vraagt. Tenslotte moeten we jagen naar heiliging, zegt de schrijver van de Hebreeënbrief (12:14).
Onlangs is mijn computer geheel opgeschoond. Dat was nodig! Hij was traag geworden en zo nu en dan liep hij vast. Ook ik ben dikwijls ‘vastgelopen’ in negatieve gevoelens en gedachten en gewoonten, waardoor ik traag ben geworden in het koninkrijk van God. Ik heb niet het gevoel dat ik er nu ben, maar ik ben voorlopig wel weer `opgeschoond’! Uiteindelijk door gewoon te doen wat ik allemaal al wel wist. Zo zie je maar weer, de meest relevante en diepste waarheid is ook vaak de eenvoudigste!
Hoe is het met uw ‘computer’?
HOREN, DOEN EN LEREN
S. Streuper
Om te beginnen, Bert: met mijn computer is het als met mijn bureau. Zodra het rommelige mij begint te hinderen, veeg ik alles schoon. Je moeder zegt dan opgelucht: `Daar knapt het van op!’ Opruimen is niet mijn grootste probleem, dat wil nog wel lukken, maar om het opgeruimd te houden, is wat anders!
Jij schrijft dat jij ‘op je eigen manier’ bezig bent met je geloof in God. Misschien zit daar ook wel een beetje de moeilijkheid. Wanneer de klemtoon gaat liggen op ‘eigen wijze’ – met hoeveel ijver en inzet ook, maar los van het discipelschap – sluipt een virus naar binnen. Gelukkig dat de Heer ook, in de vorm van discipelschapstraining, scanners geeft zodat deze verlammende infiltranten kunnen worden gedetecteerd en wij ons er vervolgens van kunnen laten bevrijden door belijdenis van onze zonden.
Het is een goede zaak wanneer christenen bereid zijn van elkaar te leren, ook al ‘klopt’ de theorie van de ander volgens onze opvattingen niet. Immers, voor God is onze oprechte, maar vaak gebrekkige formulering van ‘de leer’ nooit reden geweest om ons af te wijzen. Waarom zouden wij elkaar om die reden dan wel afwijzen? Je zou een mogelijkheid om een betere discipel te worden hebben gemist. Bij discipelschap staat doen (gehoorzaamheid) altijd vóór leren. De eerste discipelen kregen van de Meester opdracht anderen leren te bewaren (doen) alles wat Hij hun geboden had (Mt28:19). Ergens anders zegt Christus dat iemand die de geboden gedaan en geleerd heeft, groot genoemd zal worden (Mt5:19). Wanneer Lukas de Handelingen schrijft, herinnert hij Theofilus eraan dat hij in zijn Evangelie verteld heeft wat Jezus `begonnen’ is te doen en te leren, wat zijn vervolg heeft in wat de apostelen in het bock Handelingen doen en leren. Toch gaat er nog iets aan het doen vooraf, leert de Heer Zelf wanneer Hij zegt: mijn moeder en mijn broeders zijn dezen die Gods woord horen en het doen (Lk8:21).
Bij een discipel moet doen dus altijd vooropstaan zodra hij iets gehoord heeft. Daarvoor is het nodig elke morgen opnieuw als een leerling te leren spreken. De Heer wekt elke morgen, Hij wekt ons oor, opdat wij zullen horen als leerlingen doen (Js.50:4vv). Paulus zet deze trend van doen en leren voort wanneer hij schrijft: onze Heer Jezus Christus zelf… versterke u in alle goed werk en woord (2Th2:17).
Dit geschreven hebbende, ontkom ik niet aan de vraag of ik ook heb gedaan wat ik allang weet.
Vroeger had ik een goede relatie met een van mijn leraren. Op gezette tijden greep hij me met zijn magere handen hardhandig in mijn nekvel. Ik vertikte het om ‘au’ te roepen! Wanneer hij eindelijk losliet, was zijn stereotiep gezegde: ‘Simon, jij redt het niet op je slofjes!’ Ik wist dan precies hoe laat het was! En wanneer ik nu een hand van Bovenaf verticaal in mijn nek voel, weet ik het ook! Maar een horizontale handreiking van discipelen naar elkaar, zoals gebeurt bij de cursus die je volgde, kan gezien worden als een invulling van het woord: laten wij op elkaar acht geven tot aanvuring van liefde en goede werken.