Simon Streuper
Ik raak er steeds meer van overtuigd dat het welhaast onbegonnen werk is. Onze uiteenzettingen zullen niet meer zijn dan aanduidingen van wat vorige geslachten hierover al uit de goudmijn van Gods Woord hebben gedolven en op hun manier en wijze hebben verklaard. In vergelijking met Wie God werkelijk is zijn we nog nauwelijks begonnen. In ieder geval zullen we hiermee nooit klaarkomen. Waarschijnlijk zelfs niet in de eeuwigheid
“Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van Hemel en aarde.” Zo luidt artikel 1 van de Apostololische geloofsbelijdenis. Om misverstand te voorkomen, de twaalf artikelen van deze geloofsbelijdenis zijn niet opgesteld door de apostelen zelf. In de 2e eeuw waren er kortere teksten in gebruik als doopbelijdenis. De huidige tekst dateert uit de 8ste eeuw en is dus 13 eeuwen oud. Maar de kern ervan is dus zo oud als het Christendom zelf, 2000 jaar. Wij staan in een traditie die tweeduizend jaar lang beleden heeft: ‘Ik geloof in God, de Vader’. Met deze belijdenis op hun tong en in hun hart hebben al miljoenen christenen geleefd en gestreden. Ze zijn verguisd, vervolgd, onderdrukt, gediscrimineerd, uitgelachen en voor dwazen gescholden en daarna opgenomen in het Vaderhuis met de vele woningen. Ondanks het lijden dat aan het christen-zijn is verbonden geeft het ene geslacht het door aan het komende geslacht. Het houdt niet op. En nu zijn wij aan de beurt het door te geven.
Wie is de Vader in Zichzelf als God?
Laten we Paulus maar even aan het woord laten. Hij schrijft aan Timotheus dat hij hem spoedig hoopt te bezoeken, maar hem alvast één en ander schrijft opdat hij weet – en alvast zal onderwijzen – hoe men zich behoort te gedragen in het huis van God, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament van de waarheid. En aan het einde van deze brief geeft hij in een lofprijzing aan wie die God is:
1 .Hij is de zalige en enige Heerser;
2. Hij is de Koning der Koningen en de Heer der Here
3. Hij alleen heeft onsterfelijkheid;
4. Hij bewoont een ontoegankelijk licht en
5. Hij is door geen mens gezien en kan door niemand gezien worden.
We moeten wel even bedenken dat wat Paulus hier in zijn tijd zwart op wit schrijft nogal revolutionair was en regelrecht indruiste tegen de algemene opvatting en vooral die van de keizer van Rome die voor zich het alleenrecht om te heersen claimde vanwege zijn vermeende goddelijkheid. Wie deze onbevreesde belijdenis op zich in laat werken buigt zich diep neer en stemt met Paulus in:
Hem zij eer en eeuwige kracht!
Amen.
Wie is Hij (de Vader) in relatie tot de Zoon en de Geest?
Als uitgangspunt neem ik hier een tekst uit Johannes waar Jezus spreekt over het werk van de Heilige Geest, die Hij De Trooster noemt.. Wij komen alledrie Goddelijke personen in deze twee verzen tegen.. Jezus zegt: Hij (de Heilige Geest) zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen en het u verkondigen. Al wat de Vader heeft, is het mijne; daarom zeide Ik: Hij neemt uit het mijne en zal het u verkondigen.
Stelt u zich een ouderwetse kruidenierswinkel voor. Vóór de hoge toonbank een lege ruimte voor de klanten, waar ook de Zoon van de Handelaar(= de Vader), zich ophoudt. Achter de toonbank de Winkelbediende (de Heilige Geest dus) en achter de Winkelbediende de schappen vol met de te ‘verkopen’ handelswaar, die het eigendom van de Vader, maar ook het eigendom van diens Zoon is.
Voor de winkel staat, zoals eertijds Jesaja, een evangelist de mensen uit te nodigen: Allen die dorst hebben, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet; ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk.’
Tegen de mensen die gehoor geven aan de uitnodiging zegt de evangelist: ‘ Ga naar binnen en meld je bij de Zoon van de Eigenaar, Hij helpt je verder.’ Binnengekomen gaat hij naar de Zoon en vertelt Hem dat hij graag gebruik wil maken van het aanbod. De Zoon leidt de klant voor de toonbank en moedigt hem aan om zijn wensen kenbaar te maken. Wanneer de klant dat doet, loopt de Winkelbediende naar de schappen en zet het gevraagde voor de klant neer op de toonbank. Zijn rol blijft beperkt tot het in ontvangst nemen van de goederen.
Maar daardoor krijgt de relatie Vader – Zoon en Heilige Geest ook nog een uitbreiding naar de ‘klant’ toe. Er volgt een heilswerkelijkheid uit. Luister maar:
De Zoon verzekert hem: Omdat Ik leef, zult ook u leven. Én u zult weten dat Ik in mijn Vader ben en u in Mij en Ik in u. Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren, en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen bij hem komen inwonen
De ‘afstanden’ die hier worden overbrugd gaan zelfs onze astronomische begrippen van ‘miljoenen lichtjaren’ te boven. God, de zalige en enige Heerser, de Koning der Koningen en de Heer der Heren, Die alleen onsterfelijkheid bezit en een ontoegankelijk licht bewoont Die geen mens heeft gezien en niemand ooit zal kunnen zien, komt als God de Vader samen met Zijn Zoon Jezus wonen in mijn hart, de kern van mijn innerlijk, mijn diepste ‘ik”. Onvoorstelbaar!
Wie de Vader is voor ons als heilswerkelijkheid
Wanneer we ons afvragen wat de rol van een vader is kunnen we die kort samenvatten nl.: het verwekken (1) en het groot brengen (2) van kinderen.
De oude Grieken en de moderne theologen beweren dat Gods vaderschap universeel is: Wij zijn ‘broeders en zusters’ ongeacht welke godsdienst we aanhangen en God is de Vader van ieder mens. Maar in het O.T. wordt God niet voorgesteld als de vader van de individuele mens, zelfs niet van de gelovige Isra‘liet, maar uitsluitend als de Vader van Israël als volk.
Alleen het N.T. openbaart ons op welke wijze God, de Vader, kinderen verwekt. die stuk voor stuk persoonlijk het recht hebben verkregen Hem Vader te noemen. Aardse vaders, uitzonderingen daargelaten, kost het geen tranen noch moeite kinderen te verwekken. Soms blijkt zelfs dat ze niet in staat zijn het te voorkomen. Bij God ligt dat wel even iets anders. Hij heeft Zich zijn gemeente verworven door het bloed van zijn Eigene . De Vader gaf zijn Zoon, in Wie Hij ons begenadigd heeft, in Wie wij de verlossing hebben door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom van zijn genade, waarmee Hij jegens ons overvloedig is geweest.
Nu is verwekken één ding, maar opvoeden is een heel ander verhaal. Verwekken is een eenmalig gebeuren, maar kinderen grootbrengen duurt een leven lang. God voedt zijn kind op om zijn doel ermee te bereiken. Hij brengt het groot .
In de Bijbel zien wij dat opvoeden primair de taak van de vader is
Hoe leren wij de Vader beter kennen?
God is Die Hij heet, en Hij heet Die Hij is. Wat Hij van Zichzelf openbaart, wordt in bepaalde namen uitgedrukt en in die naam stelt Hij zich in een bepaalde relatie tot ons, die op zich weer bepalend is voor de wijze waarop wij tegenover Hem staan.
In art.1 van de geloofsbelijdenis komen we een aantal uitdrukkingen tegen. De eerste is God. Tegenover Hem voelen we ons klein en gering; de tweede uitdrukking, ‘de Vader’, bewaar ik voor het laatst. De derde is ‘de Almachtige’, tegenover Hem voelen we onze onmacht; de vierde en laatste die hier wordt genoemd is de Schepper van hemel en aarde’. Tegenover deze Bewonderenswaardige Grootheid voelen we pas echt onze kleinheid, een stofje aan de weegschaal een druppel aan een emmer. Maar wat voelen we wanneer de Vader die ons liefheeft voor onze aandacht komt, Die ons heeft verwekt en Die ons dag aan dag draagt gelijk de Here Israël droeg: zoals een man zijn kind draagt, op heel de weg die ze gegaan zijn door de woestijn. Ja, tegenover de Vader overrompelt ons het gevoel van ontzag, maar ook van acceptatie, liefde, zorg en van geborgenheid. Bij Hem zijn we thuis en voelen we ons op ons gemak. Daar mogen wij ook, net als Hij, zijn die we zijn!
Hoe we Hem beter leren kennen? Heel eenvoudig: Uit de Bijbel. Door kennis te nemen van de wijze waarop Hij met zijn volk (OT) en met zijn kinderen (NT) omgaat. In het OT leren we Hem kennen als de Vader van zijn volk Israël Die zijn volk verkregen heeft, die het gemaakt en bevestigd heeft . De Vader die Mozes naar Farao stuurt om hem aan te zeggen dat wanneer hij Israël, zijn eerstgeboren zoon niet zal laten gaan, hij zijn eerstgeborene zal verliezen . Hij is de Vader die Israël bij de hand neemt, hen uit Egypte leidt en in het beloofde land brengt. Maar Hij is ook de Vader die hen tuchtigt, ze uit hun land verdrijft; hen in ballingschap brengt en sommigen van hen, uit pure genade weer terugbrengt naar hun bezitting wanneer ze tot Hem roepen. Hij laat het werk dat Hij begon nooit varen.
En in het NT leren we Hem in de eerste plaats kennen als de God en Vader van onze Heer Jezus Christus. Willen we weten wat die relatie inhoud van de Vader met zijn Kind en wat dat voor ieder van Hen betekent dan moeten we de evangeliën lezen. Wanneer we vervolgens het boek Handelingen en de Brieven lezen, ontdekken we dat wat we in de evangeliën gezien hebben van de relatie Vader – Zoon, in principe precies hetzelfde is in de relaties van de Vader met allen die de Heer Jezus liefhebben. Dat mag geen verbazing wekken want dit juist is één van de kernpunten van het evangelie.
Tenslotte leren we de Vader niet alleen kennen uit de Bijbel. We leren Hem eerst echt kennen wanneer we in de praktijk van ons leven ons aan Hem toevertrouwen. En ook wanneer we kunnen zien hoe dat verwerkelijkt wordt in het leven van hen die zeggen dat God hun Vader is. Wanneer kinderen van gelovige ouders, God, de Vader, niet ‘ontdekken’ in het leven van hun ouders, zullen zij het evangelie nooit aan hen uit kunnen leggen.