(voormalig reddingsboot West-Terschelling)
Een proefvaart met de Carlot staat onuitwisbaar in mijn geheugen gegrift. Schipper Jans Oving voerde omstreeks 1970 het commando op dit fantastische vaartuig. Een onverschrokken, maar ook Godvrezend zeeman, die het wad en de zee kende als zijn eigen vestzak en wist wat wel en wat niet kon. Boze tongen beweerden dat hij alles durfde omdat hij het gevaar er niet van inzag. Kletskoek natuurlijk!
Wij vertrokken met een stevige bries uit West door het Schuitengat en vervolgens richting het Thomas Smitgat, één van de zeegaten die toegang geven tot de Noordzee. Nauwelijks hadden we de haven achter ons of de wind wakkerde aan tot stormkracht. In de verte zagen en hoorden we de golven breken op de Noordergronden. Toen kwam er een melding van ‘de Brandaris’ dat de schipper van een op de waddenzee in moeilijkheden geraakte zeilschouw assistentie gevraagd had. Wij volle kracht terug! De proefvaart veranderde dus in een reddingsactie. Intussen pakten donkere wolken zich samen boven het wad. Door een loodgrijs watergordijn kruisten wij stampend en rollend door het Schuitengat terug en vervolgens het wad op, op weg naar de opgegeven positie. Daar aangekomen zagen we door de regenvlagen heen de vage omtrekken van een zeeschouw die als een wildeman tekeer ging op de hoog opgezweepte golven. De schokkende bewegingen die het maakte deden ons vermoeden dat het onzacht in aanraking kwam met de harde bodem van de zandplaat. Het was onbereikbaar voor ons omdat de ‘Carlot’ te diep stak. Omdat schipper Jans Oving het vermoeden, er niet bij te kunnen, al had bekend gemaakt, was de reddingsboot uit Harlingen inmiddels uitgevaren om hulp te verlenen.
Schipper Jans gaf het echter nog niet op. Hij herinnerde zich dat dicht in de buurt van de bedreigde schouw ergens nog een ‘geultien’ moest zijn. Dat bleef hij volhardend zoeken, ook al stootte de ‘Carlot’ zo nu en dan op de harde bodem. Intussen maakte ze de meest dwaze capriolen. Naar de gezichten van veel medepassagiers te oordelen stelden de meeste dit niet op prijs. Alsof het nog niet erg genoeg was, kwam opeens een zware bui opzetten met een enorme plensbui en een aanhoudende serie harde windstoten, er een schepje boven op doen. Het was of alle water onder de Carlot werd weggeblazen, zodat het schip als een vurige volbloedhengst begon te steigeren en vervolgens zijn achterpoten hoog in de lucht sloeg. De schipper zocht daarop dieper water en ging liggen steken. Met de kop op de golven gedroeg de Çarlot’ zich nog steeds als een paard dat zijn bereider van zich af wil werpen.
Tot nu toe had ik nog steeds van het gevecht met de zee, de wind, het water en de golven genoten. Echter, kijkend naar de bedrukte gezichten om mij heen, scheen het mij toe dat het langzamerhand tijd werd te gaan delen in de algemene zorg. Maar op dat ogenblik kreeg ik schipper Jans in de gaten. Geamuseerd en bedaard deinde hij met de heftige bewegingen van het schip mee. Met het grootste gemak en evenveel plezier bespeelden zijn vingers de afstandsbediening waarmee hij het hele schip als in een reflex feilloos bestuurde. Alles onder controle! Voor mij meer dan voldoende reden mij geen zorgen te maken en te blijven genieten.
Houdt moed!
Dit is natuurlijk nog maar een peulenschilletje vergeleken bij wat de discipelen is overkomen toen de Heer hen dwong het meer van Genésareth over te steken. Toen was er ook een storm opgestoken en bevonden zij zich zonder Jezus aan boord van een door de storm geteisterd vissersbootje…En in de wijde omtrek was de ‘Carlot’ nergens te bekennen. Volgens hen spookte het werkelijk, toen boven het bulderen van de zee uit de stem van Jezus klonk, die over het woeste water liep en hen toeriep: “Houdt moed, Ik ben het, vrees niet!” (Mattheus 14:27) Onmiddellijk wist Petrus het ‘Dit is geen spook, maar mijn Meester, die rustig en zeker van zijn zaak, alles onder controle heeft, waarover ik mij grote zorgen zit te maken. En wanneer Hij met het grootste gemak over het dreigende water kan lopen, waarom zou ik dat dan niet kunnen, als Hij dat wil’. Op datzelfde ogenblik verdween Petrus’ angst en riep hij: ‘Heer, gebied mij dat ik over het water naar u toe kom!’ En nadat de Heer gezegd had: ‘kom!’ , klom Petrus welgemoed over boord en ging op het water staan alsof hij nooit iets anders had gedaan. Dat is geloof!. Doen wat Hij ons zegt en op Hem ons vertrouwen stellen. En wanneer iemand al wandelend over het water eens een keer door gebrek aan geloof door het wateroppervlak heen zakt, dan is er nog geen man overboord, want op de kreet: ‘Heer help mij!’ staat Jezus direct klaar hem overeind te helpen om weer verder te kunnen..
P.S.
Ik heb nog vergeten te vertellen dat het met de zeilschouw en haar bemanning allemaal goed is gekomen. De reddingsboor uit Harlingen verloste hen uit hun benarde toestand. Ook de ‘Carlot’ bracht zijn passagiers weer veilig in de haven van West-Terschelling. En met Petrus is ook alles goed gekomen. Tot zijn allerlaatste stap heeft hij in gezelschap van zijn Meester ‘over het water gewandeld’ ; tot aan de marteldood, waarmee hij zijn dienstloopbaan afsloot en de finish bereikte, waarna hij bevorderd werd tot heerlijkheid. En met u en mij loopt het ook allemaal goed af, tenminste… wanneer we ons geloof vestigen op Jezus Christus, de Zoon van God, die in onze plaats is gestorven om ons tot God te brengen.. Hij brengt ons in de veilige haven aan de overzijde van het graf.