Jeugdbeleid slaat plank mis






Jeugdbeleid slaat plank mis

Op de voorpagina van het Nd van 14 januari staat te lezen: Wat doe je met tiener die kerk ‘beresaai’ en ‘niet relevant’ vindt? (klik hier voor het artikel)

De vraagstelling is nogal discutabel omdat er van uitgegaan wordt dat de tiener het probleem vormt, en niet ‘de kerk als instituut’.
Wie op deze wijze met het probleem omgaat diskwalificeert zichzelf als herder van de lammeren die geweid moeten worden. Omgekeerd kun je ook vragen: wat doe je met die beresaaie niet relevante kerk, waarin de geestelijke behoeften van de tiener niet relevant worden geacht of, in het gunstigste geval, met mondjesmaat aan tegemoet wordt gekomen.
De analyse van Piet van der Ploeg, dat het “ alles te maken heeft met het gereformeerd-zijn van de oudere generaties en het echte probleem de afnemende inhoud van de gereformeerdheid onder de gereformeerden is” lijkt mij correct. Het is mij echter niet helemaal duidelijk of hij het afnemen hiervan positief of negatief beoordeelt. Hij komt wel tot de conclusie dat het (rijke?) gereformeerd zijn voor de tieners gedegradeerd is tot een inhoudsloze uiterlijke nietszeggende vorm. Maar dat geldt niet alleen voor de tieners. Dat geldt evengoed voor volwassen kerkverlaters!

De kerk veranderen
In het ND artikel wordt gesproken over de kerk, maar dan in de enge betekenis van de uiterlijke vorm; de inrichting van de onderlinge bijeenkomst, en dan ook nog verdeeld over verschillende signaturen, van gereformeerde of evangelische snit. Het veranderen van déze ‘kerk’ is een heidens karwij. Vooral de laatste jaren is goed duidelijk geworden, dat wanneer uiterlijke veranderingen niet voortvloeien uit innerlijke geestelijke groei, de verwarring toeneemt. De Bijbel begint nooit bij ‘de kerk’ maar altijd bij het individu. De Schrift leert. dat alle leden (de collectieve kerk, d.i. de gemeente) moeten opwassen tot Hem die het Hoofd is (Ef.4:15). Dat betekent heel concreet, dat wij niet ‘de kerk’, maar ons wereldgelijkvormig denken (betreffende de kerk) moeten veranderen om te kunnen herkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene (Rom.12:2). Wie ergens anders begint zal moeilijk slagen. Wie niet dieper reformeert dan de buitenkant, raakt ook nog kwijt wat hij meent te bezitten. Het is een doodlopende weg die nergens eindigt. Wij moeten af van het idee dat wij de kerk kunnen inrichten naar onze persoonlijke, of kerkelijke opvattingen. Natuurlijk is de samenkomst als een feestelijke viering bedoeld. Maar daar ben je slechts een fractie van je christenleven, hooguit 3 van de 168 uren die een week telt. Wanneer wij gedurende die 168 uur als pasgeboren kinderen naar de redelijke onvervalste melk van het Woord zouden verlangen en ervan drinken, dan zouden we er niet alleen geestelijk van groeien, maar er ook niet over kunnen zwijgen. Juist het zwijgen daarover door de ouders noemt van der Ploeg terecht een oorzaak voor de kaalslag. Zij bewijzen daarmee dat het hun zelf ook niet raakt. Als een zesdaagse wandeltocht met de Heer niet uitloopt op een zondagse vreugdevolle samenkomst voor het hele gezin bij Hem, dan is er iets mis. Wanneer de ene tiener na de ander het ouderlijk huis verlaat is het moeilijk vol te houden dat de oorzaak bij de tieners ligt. Van der Ploeg pleit daarom vooral voor zelfonderzoek. Wanneer wij bereid zijn onszelf niet te ontzien is de kans op slagen aanwezig, zo niet dan kun je het schudden.

Het echte probleem
Volgens dezelfde van der Ploeg is het echte probleem dat van ‘het afnemen van de inhoud van de gereformeerdheid van de gereformeerden.’ Dit is wellicht één van de meest voor de hand liggende reden die veel gereformeerden, jong en oud, in evangelische kring brachten. En dat niet vanwege uiterlijke of geestelijke kenmerken of geloofsbeleving of het zingen van andere liederen, maar het simpele feit dat zij verschillende zaken in de gereformeerde leer niet langer in overeenstemming achten met wat zijzelf in de Bijbel lezen. M.a.w.: het echte probleem is ‘de gereformeerdheid van de gereformeerden’ en, zo voeg ik er aan toe - hun omgang met Schrift en belijdenis.

Sola scriptura
Laat mij als gelovige met een niet-gereformeerde achtergrond dat mogen uitleggen. Een kerk verlaten doe je niet maar zo. Dat kost strijd. Je doet dat pas wanneer je ten einde raad bent, omdat je ziet dat je tegen muren oploopt. Voor velen is de gereformeerde leer een onneembare vesting geworden waartegen niet op te boksen is. Een voorbeeld van zo’n veelgebruikte stereotype die overal in de gereformeerde wereld rondzingt is, dat de belijdenisgeschriften in alle delen het Woord van God naspreekt. Predikanten en leraren moeten ze zelfs onderschrijven en beloven ze te zullen onderwijzen en te verdedigen. Door dit als eis te stellen laat men feilbare door mensen opgestelde geschriften de facto heersen over de exegese van de Schrift. Het tweede gevolg is dat men, vanwege deze belofte, de vrije werking van de Heilige Geest bewust blokkeert bij de bestudering van Gods Woord en metterdaad het sola scriptura loochent. Daarbij hebben de belijdenisgeschriften in gereformeerde kerken de status gekregen van een sjibbolet; zij wordt te vuur en te zwaard door niet weinigen verdedigd. Dit bevordert de onvrede. Gehoopt mag worden dat zij weer de plaats zullen krijgen van feilbare menselijke exegese. Uiteraard treden met hetzelfde gemak in andere geloofsgemeenschappen dezelfde blokkades op wanneer vergelijkbare fenomenen evenveel kans krijgen. Wie naast Gods Woord en Gods Geest andere gezagsbronnen introduceert, heimelijk of onbewust invoert, moet niet raar staan kijken wanneer tieners elders gaan zoeken. Kennelijk voelen zij dat haarscherp aan.

KLIK HIER EN LEES OOK DE BEANTWOORDING VAN DE VRAGEN VAN RIK BOKELMAN, REDACTEUR VAN "CIP" (christelijk internet podium)



(C) 2005 - Alle rechten voorbehouden

Deze pagina afdrukken